Vennootschapsrecht – Naamloze vennootschap – Faillissement – Bestuurdersaansprakelijkheid

In arrest nr. 152/2022 van 17 november 2022 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen, vóór de opheffing ervan naar aanleiding van de aanneming van artikel XX.225 van het Wetboek van economisch recht, geen schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling doet ontstaan op grond van de rechtsvorm van de vennootschap, wat de bijzondere aansprakelijkheid betreft van bestuurders in geval van faillissement met ontoereikend actief. De regeling was met name nadelig voor de bestuurders, gewezen bestuurders of feitelijke bestuurders van een naamloze vennootschap De keuze voor deze of gene juridische vennootschapsvorm wordt in beginsel vrij gemaakt, rekening houdend met inzonderheid de verschillende regelingen die de wetgever aan die vormen heeft willen verbinden.

p 800 | 152/2022 | | Grondwettelijk Hof