Maatschappelijk welzijn - O.C.M.W. - Beslissingen inzake individuele dienstverlening - Aanvang van de beroepstermijn

Bij het arrest nr. 166/2005 van 16 november 2005 heeft het Arbitragehof, in antwoord op prejudiciƫle vragen, voor recht gezegd dat, in zoverre art. 71 van de organieke O.C.M.W.-wet bepaalt dat de termijn voor beroep bij de arbeidsrechtbank tegen de door het O.C.M.W. inzake individuele dienstverlening genomen beslissingen loopt vanaf de datum van afgifte ter post van de aangetekende brief waarmee die beslissingen worden medegedeeld, die bepaling het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt. Volgens het Hof beperkt de keuze van die datum het recht van verdediging van de geadresseerden op onevenredige wijze, doordat de beroepstermijn begint te lopen op een ogenblik dat zij nog geen kennis kunnen hebben van de inhoud van de aangetekende brief, en kan de doelstelling om rechtsonzekerheid te vermijden evengoed worden bereikt indien de termijn zou ingaan op de dag waarop de geadresseerden ervan kennis hebben kunnen nemen, nl. op de datum waarop de brief op hun woonplaats is aangeboden, zonder rekening te houden met de datum waarop zij de brief, in voorkomend geval, daadwerkelijk bij de post hebben afgehaald. Het Hof neemt de voorzorg aan te geven dat zijn arrest is ingegeven door het feit dat de O.C.M.W.-beslissingen betrekking hebben op het fundamenteel recht om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, zodat de oplossing niet in het algemeen kan worden uitgebreid tot de kennisgeving van alle administratieve beslissingen.

p 759 | 166/2005 | | Arbitragehof