Wegverkeer – Bevel tot betalen – Beroep bij de politierechtbank – Taak van de rechter

Bij arrest van 1 juni 2021 (AR P.21.0325.N) heeft het Hof van Cassatie, op eensluidende schriftelijke conclusie van de advocaat-generaal, zich uitgesproken over de draagwijdte van het beroep bij de politierechtbank tegen het in artikel 65/1 Wegverkeerswet bedoelde bevel tot betalen. Voorheen bestond hierover discussie (zie o.m. Pol. Oost-Vlaanderen (St.-Niklaas) 30 november 2020, RW 2020-21, 1156, met noot).

Het Hof van Cassatie oordeelde vooreerst dat de in artikel 65/1, § 2, Wegverkeerswet uitgewerkte bezwaarprocedure er niet toe kan leiden dat de politierechtbank kennis neemt van de strafvordering voor de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het uitvaardigen van het bevel tot betalen. Echter oordeelde het Hof vervolgens dat uit de doelstellingen en de wetsgeschiedenis van de regeling volgt dat, ongeacht wat in het zesde en zevende lid van artikel 65/1, § 2, Wegverkeerswet is bepaald, de politierechtbank ingeval van een door artikel 65, § 2, Wegverkeerswet ingesteld beroep moeten onderzoeken of:

- het bij verzoekschrift ingesteld beroep voldoet aan de in artikel 65, § 1, eerste en tweede lid, Wegverkeerswet bepaalde tijds- en vormvoorwaarden; - de in artikel 65/1, § 1, Wegverkeerswet bedoelde voorwaarden voor het uitvaardigen van het bevel tot betalen en de kennisgeving ervan zijn verenigd; - wel vaststaat dat de persoon tegen wie het bevel tot betalen is uitgevaardigd de feiten op grond waarvan dit bevel is uitgevaardigd heeft gepleegd, wat veronderstelt dat wordt nagegaan of de voor de overtreding vereiste bestanddelen zijn verenigd, of die feiten aan de als overtreder aangemerkte persoon kunnen worden toegerekend en of de som waarvoor het openbaar ministerie het bevel tot betalen heeft uitgevaardigd wettig is.

p 1680 | AR P.21.0325.N | | Hof van Cassatie