Bewakingscamera’s – Verwerking informatie en persoonsgegevens – Bewaartermijn – Toegang tot de bewaarde informatie

Met het arrest nr. 27/2020 van 20 februari 2020 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging, ingesteld door de VZW Liga voor Mensenrechten, van de wet van 21 maart 2018 die de regelgeving op het gebruik en de plaatsing van bewakingscamera’s wijzigt. Die wet wijzigt een aantal andere wetten, waaronder de wet op het politieambt en de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s. Naar het oordeel van het Hof heeft de wetgever, wat de regeling van het cameragebruik in de wet op het politieambt en in de Camerawet betreft, door de erin vervatte beperkingen en waarborgen inzake de bewaartermijn, een billijk evenwicht tot stand gebracht tussen het recht op eerbiediging van het privéleven en de nagestreefde doelstellingen van ordehandhaving en misdrijfbestrijding. Hetzelfde geldt voor de regeling inzake de toegang tot en het gebruik van de bewaarde gegevens. De appreciatiemarge van de wetgever is ruimer t.a.v. maatregelen van opslag en verwerking van camerabeelden dan t.a.v. dezelfde soort van maatregelen die communicatiegegevens betreffen.

p 1560 | 27/2020 | | Grondwettelijk Hof