Afstamming – Naamgeving – Onenigheid tussen de ouders – Dubbele naam of niet

In het arrest nr. 21/2019 van 7 februari 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 335, § 3, eerste en tweede lid BW geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 van de Gw., gelezen in samenhang gelezen met de artt. 8 en 14 EVRM, in zoverre die bepaling niet voorschrijft dat de kinderen van wie de vaderlijke afstamming komt vast te staan na de moederlijke afstamming, bij onenigheid tussen de ouders over de familienaam, een dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend krijgen, terwijl artt. 335, § 1, tweede lid BW wel in de toekenning van een dubbele naam in alfabetische volgorde voorziet voor de kinderen van wie de vaderlijke en moederlijke afstamming gelijktijdig komt vast te staan indien de ouders het oneens zijn over de familienaam.

p 1160 | 21/2019 | | Grondwettelijk Hof